Op adem komen met COSA

COSA: professionals en vrijwilligers helpen zedendaders uit een sociaal isolement 

COSA omvat een programma om zedendaders opnieuw te laten meedoen in de maatschappij. Speciaal hiervoor opgeleide vrijwilligers vormen samen met professionals een netwerk rondom een dader. Het streven is om deze persoon uit een sociaal isolement te halen. Het motto van COSA is: “Geen nieuwe slachtoffers, geen geheimen”.

Je leest het wel eens in de krant: op het moment dat bekend wordt dat er iemand die een zedendelict heeft gepleegd in een straat woont, of gaat wonen, dan is de hele buurt in rep in roer. Veel buurtbewoners zien een zedendader liever vertrekken uit hun wijk. De maatschappij heeft, terecht of niet, een sterke mening over mensen die op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag over de schreef zijn gegaan. Re-integratie van zedendaders moet om meerdere redenen zeer zorgvuldig worden aangepakt. 

Cirkels

Vanuit Canada is in 2009 een methodiek overgewaaid om zedendaders te helpen volwaardig terug te keren in de maatschappij, COSA. Deze afkorting staat voor Cirkels van Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid. Vrijwilligers en professionals vormen een netwerk (‘cirkels’) om een zedendader. Bij COSA wordt een zedendader aangeduid als ‘kernlid’. Het doel is een sociaal isolement te voorkomen en inclusie (erbij horen) te bevorderen. Marijke Bijlsma werkt bij Reclassering Nederland (regio Oost) als cirkelcoördinator van COSA. Marijke zegt: ‘In veruit de meeste gevallen van zedendelicten heeft de dader een achtergrond met sociale problematiek en eenzaamheid. Inmiddels hebben we vijftien jaar ervaring met COSA. Uit de cijfers blijkt dat deelnemers tachtig procent minder kans hebben om in herhaling te vallen. Je kunt dus wel stellen dat deze aanpak werkt.’ 

Criteria

COSA wordt gefinancierd vanuit Justitie en uitgevoerd door Reclassering Nederland. Er is wel een zogenaamd reclasseringstoezicht maar de uitvoering van COSA wordt gecoördineerd door een cirkelcoordinator. COSA staat los van het reclasseringstraject. Ook de behandeling van psychische stoornissen vindt niet binnen COSA plaats, maar bijvoorbeeld bij Transfore, forensisch ggz. Marijke somt de criteria voor deelname op: ‘Het kernlid moet erkennen wat hij/zij heeft gedaan, geen zware psychische of persoonlijkheidsstoornissen hebben, het IQ moet aan bepaalde waarden voldoen, het kernlid moet minimaal een jaar een juridisch ‘kader’ hebben. Dat betekent een veroordeling met daarbij voorwaarden die de rechter heeft gesteld, zoals behandeling en een reclasseringstoezicht. Ook mensen met bijvoorbeeld een TBS kader. Tot slot moet het recidive risico gemiddeld tot hoog zijn, dat wil zeggen dat de kans dat het kernlid opnieuw zedendelicten pleegt groot is.’ 

Binnen- en buitencirkel

Bij COSA maakt het kernlid deel uit van een ‘cirkel’ met drie tot vijf vrijwilligers. Daar omheen is een kring van de betrokken professionals. Dit sociale netwerk vormt de steun en begeleiding voor een kernlid om de eerste stappen in de maatschappij te zetten. ‘Eén van de eerste acties van de vrijwilligers is vaak om een whatsapp-groep te maken. Veel kernleden hebben nog nooit in een whatsapp-groep gezeten en dit is dan volledig nieuw voor ze,’ weet Marijke. Vrijwilligers zijn, samen met het kernlid, onderdeel van de zogenaamde binnencirkel. Zij doorlopen een tweedaagse training voordat ze in een cirkel worden ingezet. De kring van vrijwilligers rond een kernlid spreekt eerst zonder het kernlid af om te kijken of het onderling klikt. Daarna volgt een afspraak met het kernlid erbij en de COSA-coördinator. ‘Dit vindt plaats op neutraal terrein, zoals een buurthuis,’ aldus Marijke Bijlsma,’ dit is altijd wel een spannend moment, maar is ook mooi. De meeste kernleden hebben alleen contact met professionals, dat is een heel ander contact dan met vrijwilligers. Kernleden zijn meestal verbaasd dat zoveel mensen zich vrijwillig om hen bekommeren.’ 

De buitencirkel bestaat uit beroepskrachten die betrokken zijn bij het kernlid. Dit kunnen zijn behandelaars, reclassering, psychologen en bijvoorbeeld professionals vanuit het begeleid wonen. Ook een wijkagent maakt deel uit van de buitencirkel rond een kernlid. De binnencirkel van vrijwilligers zijn opgeleid om naast inclusie (erbij horen) ook risico’s op terugval te signaleren en te bespreken met het kernlid. Risicosignalen worden gedeeld met de cirkelcoordinator en die deelt ze met de professionals.  ‘Maar,’ zo benadrukt Marijke, ’transparantie en vertrouwen is enorm belangrijk in het traject. Er wordt vanuit de binnencirkel géén informatie gedeeld zonder dat het kernlid op de hoogte is gebracht.’ Daarnaast stimuleren de vrijwilligers het kernlid om zelf de moeilijke momenten en eigen risicosignalen te bespreken met de professionals. Eventueel met ondersteuning van de cirkelcoördinator. 

De praktijk

Bij de start van COSA komt de groep, kernlid en vrijwilligers, één keer per week bij elkaar. Zij ondernemen verschillende activiteiten waaronder wandelen, op een terrasje zitten of men spreekt bij het kernlid thuis af. Voorop staat dat iedereen er zich oké bij voelt. Soms gaan vrijwilligers ook bijvoorbeeld mee naar een sportschool of een andere sociale activiteit om het kernlid over een drempel te helpen als deze bijvoorbeeld moeite heeft met sociale situaties. Het kernlid moet uiteindelijk wel over zijn delict aan de vrijwilligers vertellen. Openheid en transparantie is belangrijk.  Marijke zegt: ‘Het verhaal vertellen aan vrijwilligers is natuurlijk anders dan aan professionals. Bij vrijwilligers komen er soms emoties los, ook met tranen. Dat de vrijwilligers daarna aangeven wel verder te willen, geeft het kernlid, dat veel met afwijzing te maken heeft gehad, meer zelfvertrouwen’. 

Leermoment

Geralda (68 jaar) is een kleine tien jaar vrijwilliger bij COSA. Ze heeft een achtergrond in het onderwijs en de zorg. Voordat Geralda bij COSA aan de slag ging, was ze vrijwilliger bij de palliatieve thuiszorg. Daar zorgde ze voor terminale patiënten thuis. ‘Bij COSA is het uitgangspunt de eigen verantwoordelijkheid van het kernlid,’ zegt Geralda ‘dat spreekt mij aan. De eigen regie in het leven behouden is voor iedereen belangrijk. Ook als mensen een misstap hebben begaan, kunnen ze daar goed uit komen.’ Veel kernleden hebben een stoornis in het autistisch spectrum en hebben nauwelijks sociale contacten. Kernleden leren dan niet hoe ze met andere volwassenen om moeten gaan. Voor deze kernleden is de COSA-groep een leermoment, volgens Geralda: ‘Met de andere vrijwilligers praten we ook over wat er gebeurt in onze eigen levens. Het kernlid ziet en hoort hoe wij daarover praten en hoe we op een gezonde manier met een bepaalde situatie, en met elkaar, omgaan. Ook bijvoorbeeld bij welke gelegenheden je een cadeautje of een kaartje voor iemand koopt. Dat helpt enorm in het proces.’ 

Feedback

Bij aanvang van de cirkel spreekt de groep altijd als gehele binnencirkel af. Na en periode kan het ook zo zijn dat vrijwilligers individueel of met minder vrijwilligers afspreken. Als het kernlid steeds meer zijn eigen leven op kan pakken, en zijn de vrijwilligers minder nodig voor sociaal contact, dan kan er overgegaan worden naar één vrijwilliger. Dit noemen wij de zogenaamde mentorfase. De andere vrijwilligers nemen afscheid. Heeft het kernlid zijn leven weer op de rails en zijn doelen bereikt dan is het moment dat ook zijn mentor stopt. Dan kan COSA worden afgerond.  Al deze overgangen worden in samenspraak met de hele cirkel besproken door de cirkelcoördinator. Tijdens het hele traject wordt er eens per drie maanden geëvalueerd. Marijke Bijlsma: ‘Alle feedback van de vrijwilligers wordt voorgelegd aan het kernlid. Als coördinator ben ik er om de groepsdynamiek aan te sturen en risicosignalen op te merken. Uiteraard leg ik dit ook allemaal vast in een rapport.’ In regio Oost (provincies Overijssel en Gelderland) zijn er vijf COSA-coördinatoren werkzaam, in heel Nederland veertien. De vijf coördinatoren in regio Oost zijn in totaal bij 26 cirkels betrokken. 

Waardevol

COSA is altijd op zoek naar vrijwilligers die zedendaders via dit programma een tweede kans willen geven. Na de tweedaagse training blijft COSA de vrijwilligers coachen. Geralda is vrijwilligerswerk bij COSA gaan doen omdat ze, zoals ze zelf zegt, ‘iets wilde doen om deze mensen beter te begrijpen’: ‘Ik leer er enorm veel van, ook al loop je soms tegen grenzen aan. Het is ontzettend waardevol. Bij sommige kernleden heb ik in het begin het idee dat het niet goed komt, maar dan blijkt toch dat COSA een begin van veranderingen in contacten met familie en werk kan zijn. Door de aandacht van de vrijwilligers krijgen de kernleden meer zelfvertrouwen, dat werkt op alle gebieden positief door. Wij kunnen alleen maar stimuleren, kernleden moeten het verder zelf doen. De onderlinge verbinding behouden vraagt veel van je, maar levert ook veel voldoening op.’ Marijke Bijlsma is trots op de successen van de COSA-methode: ‘Geen nieuwe slachtoffers, dat is het doel.’ 

 

Voor verdere info www.reclassering.nl

https://www.reclassering.nl/over-de-reclassering/hoe-wij-werken/aanpak-…